ombindt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- om·bindt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ombinden |
ombindt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ombinden
- Jij ombindt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ombinden
- Hij ombindt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ombinden
- Ombindt!
Verwante begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ombinden |
ombindt