noblesse

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • no·bles·se
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Frans [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord noblesse noblesses
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

noblesse v [2]

  1. het behoren tot de adellijke, hoogstaande klasse
Uitdrukkingen en gezegden
  • noblesse oblige
iemand die van hoge komaf is of een belangrijke functie bekleedt, heeft meer morele verplichtingen dan iemand van mindere komaf en een lagere functie
•  Geen plaatsen waar je meteen een telg uit een van de voornaamste Europese koninklijke families zou verwachten: Eritrea, Zimbabwe en ook in de Palestijnse gebieden. Daar werkte ze in vluchtelingenkampen, op een dieet van falafel en sterke Arabische koffie. Zwaar werk, maar een kwestie van 'noblesse oblige' volgens Carolina. 'Het is het logische gevolg van onze opvoeding en van de familietraditie." [3] 
•  Wie boven op de hoogvlakte van de Crêt de Chatillon staat te glunderen in het geel wint zonder ongelukken deze 100ste Tour. Op zondag 21 juli volgt immers enkel nog de ultieme rit naar de Champs-Elysées. Die wordt wel heel speciaal, want nooit eerder startte een Tourrit zo laat met een officieuze start om 17u45 op de Avenue de Paris ('noblesse oblige' in de laatste etappe) in Versailles. [4] 
Synoniemen


Gangbaarheid

83 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[5]


Verwijzingen