nicator
Nederlands
Uitspraak
- (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
- ni·ca·tor
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nicator | nicators |
verkleinwoord | nicatortje | nicatortjes |
Zelfstandig naamwoord
nicator
- (zangvogels) Nicator een geslacht van zangvogels uit de familie Nicatoridae
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord 'nicator' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.