necessaire
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: necessaire (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ne·ces·sai·re
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘reisetui’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1650 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | necessaire | necessaires |
verkleinwoord | necessairetje | necessairetjes |
Zelfstandig naamwoord
de necessaire m
- een zaktasje of bundeltje met benodigdheden voor bijvoorbeeld het naaien of het onderhoud van een pijp
- Zij had een geborduurde necessaire bij zich en haalde er naald en draad uit tevoorschijn om het scheurtje te herstellen.
Gangbaarheid
- Het woord necessaire staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.