naweegt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·weegt

Werkwoord

vervoeging van
nawegen

naweegt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nawegen
    • ... dat jij naweegt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van nawegen
    • ... dat hij naweegt.