nawegen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van nawegen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		nawegen			na te wegen
	toekomend		zullen nawegen na zullen wegen			te zullen nawegen na te zullen wegen
voltooid	tegenwoordig		hebben nagewogen			te hebben nagewogen
	toekomend		nagewogen zullen hebben			nagewogen te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	nawegend		nagewogen			ev. weeg na	mv. verouderd weegt na	wege na (bijzin) nawege
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	weeg na	weegt na	weegt na	weegt na	weegt na	wegen na	wegen na	wegen na
verleden (o.v.t.)	woog na	woog na	woog na	woogt na	woog na	wogen na	wogen na	wogen na
toekomend (o.t.t.t.)	zal nawegen	zult/zal nawegen	zult/zal nawegen	zult nawegen	zal nawegen	zullen nawegen	zullen nawegen	zullen nawegen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou nawegen	zou nawegen	zou(dt) nawegen	zoudt nawegen	zou nawegen	zouden nawegen	zouden nawegen	zouden nawegen
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	naweeg	naweegt	naweegt	naweegt	naweegt	nawegen	nawegen	nawegen
verleden (o.v.t.)	nawoog	nawoog	nawoog	nawoogt	nawoog	nawogen	nawogen	nawogen
toekomend (o.t.t.t.)	zal nawegen na zal wegen	zult/zal nawegen na zult/zal wegen	zult/zal nawegen na zult/zal wegen	zult nawegen na zult wegen	zal nawegen na zal wegen	zullen nawegen na zullen wegen	zullen nawegen na zullen wegen	zullen nawegen na zullen wegen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou nawegen na zou wegen	zou nawegen na zou wegen	zou(dt) nawegen na zou(dt) wegen	zoudt nawegen na zoudt wegen	zou nawegen na zou wegen	zouden nawegen na zouden wegen	zouden nawegen na zouden wegen	zouden nawegen na zouden wegen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb nagewogen	hebt nagewogen	hebt/heeft nagewogen	hebt nagewogen	heeft nagewogen	hebben nagewogen	hebben nagewogen	hebben nagewogen
verleden (v.v.t.)	had nagewogen	had nagewogen	had nagewogen	hadt nagewogen	had nagewogen	hadden nagewogen	hadden nagewogen	hadden nagewogen
toekomend (v.t.t.t.)	zal nagewogen hebben	zal/zult nagewogen hebben	zult/zal nagewogen hebben	zult nagewogen hebben	zal nagewogen hebben	zullen nagewogen hebben	zullen nagewogen hebben	zullen nagewogen hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou nagewogen hebben	zou nagewogen hebben	zou/zoudt nagewogen hebben	zoudt nagewogen hebben	zou nagewogen hebben	zouden nagewogen hebben	zouden nagewogen hebben	zouden nagewogen hebben
onpersoonlijke lijdende vorm nagewogen worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt nagewogen				er is nagewogen
verleden	er werd nagewogen				er was nagewogen
toekomend	er zal nagewogen worden				er zal nagewogen zijn
voorwaardelijk	er zou nagewogen worden				er zou nagewogen zijn
lijdende vorm nagewogen worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		nagewogen worden			nagewogen te worden
	toekomend		nagewogen zullen worden			nagewogen te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		nagewogen zijn			nagewogen te zijn
	toekomend		nagewogen zullen zijn			nagewogen te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	—	—	—	—	wordt nagewogen	—	—	worden nagewogen
verleden (o.v.t.)	—	—	—	—	werd nagewogen	—	—	werden nagewogen
toekomend (o.t.t.t.)	—	—	—	—	zal nagewogen worden	—	—	zullen nagewogen worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	—	—	—	—	zou nagewogen worden	—	—	zouden nagewogen worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	—	—	—	—	is nagewogen	—	—	zijn nagewogen
verleden (v.v.t.)	—	—	—	—	was nagewogen	—	—	waren nagewogen
toekomend (v.t.t.t.)	—	—	—	—	zal nagewogen zijn	—	—	zullen nagewogen zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	—	—	—	—	zou nagewogen zijn	—	—	zouden nagewogen zijn