nadert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·dert

Werkwoord

vervoeging van
naderen

nadert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van naderen
    • Jij nadert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van naderen
    • Hij nadert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van naderen
    • Nadert!