multiplicarse
Uiterlijk
- mul·ti·pli·car·se
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
multiplicarse |
multiplicaba |
multiplicado |
volledig |
multiplicarse
- wederkerend (biologie) zich voortplanten
- zich vermenigvuldigen
- multiplicarse in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española