motorloos
Uiterlijk
- mo·tor·loos
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | motorloos | motorlozer | motorloost |
verbogen | motorloze | motorlozere | motorlooste |
partitief | motorloos | motorlozers | - |
motorloos
- zonder motor
- Een roeiboot is een motorloos vaartuig.
- Vroeger was een fiets een motorloos rijwiel tegenwoordig lijkt het wel of iedere fiets een elektrische motor nodig heeft.
1. zonder motor
- Het woord 'motorloos' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.