motorloos

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mo·tor·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen motorloos motorlozer motorloost
verbogen motorloze motorlozere motorlooste
partitief motorloos motorlozers -

Bijvoeglijk naamwoord

motorloos

  1. zonder motor
    • Een roeiboot is een motorloos vaartuig. 
    • Vroeger was een fiets een motorloos rijwiel tegenwoordig lijkt het wel of iedere fiets een elektrische motor nodig heeft. 
Vertalingen

Gangbaarheid