molton

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

molton
Uitspraak
Woordafbreking
  • mol·ton
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘dik weefsel’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • uit het Frans molleton [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord molton
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het moltono [3]

  1. wolachtige stof
  2. deken gemaakt van molton die over de matras gelegd kan worden

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
59 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen