moezig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • moe·zig
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van  moes zn  met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen moezig moeziger moezigst
verbogen moezige moezigere moezigste
partitief moezigs moezigers -

Bijvoeglijk naamwoord

moezig

  1. (kookkunst) zacht geworden, op brij lijkend
     Alles wordt dan gaar maar niet moezig gekookt.[1]
     Is men er niet bepaald op gesteld, de rabarberstukjes héél te houden, dan kan men, nadat het mengsel een nacht gestaan heeft, alles tegelijk in de pan doen, aan de kook brengen en laten indampen; de jam wordt dan meer moezig en ook iets dikker.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 14 april 2022 Weblink bron
    Vierkens, Leni
    “Voor keuken en huiskamer : huishoudboek voor de Nederlandsche huisvrouw” (1937?), N.V. Nederl. Diepdruk Inrichting, Deventer, p. 177
  2. Bronlink geraadpleegd op 14 april 2022 Weblink bron
    Tydeman-Verschoor, A.S. & Ebmeijer, J.J.
    “De recepten uit „In en om de keuken”” (1928), Noorduyn, Gorinchem, p. 517