moderniseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mo·der·ni·seert

Werkwoord

vervoeging van
moderniseren

moderniseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van moderniseren
    • Jij moderniseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van moderniseren
    • Hij moderniseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van moderniseren
    • Moderniseert!