misziet
Uiterlijk
- mis·ziet
vervoeging van |
---|
miszien |
misziet
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van miszien
- Jij misziet.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van miszien
- Hij misziet.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van miszien
- Misziet!
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van miszien
- ... dat jij misziet.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van miszien
- ... dat hij misziet.
- Het woord misziet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.