meerder
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- meer·der
Woordherkomst en -opbouw
stellend | |
---|---|
onverbogen | meerder |
verbogen | meerdere |
partitief | meerders |
Bijvoeglijk naamwoord
meerder [3]
- groter, aanzienlijker
Afgeleide begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
meerderen |
meerder
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meerderen
- Ik meerder.
- gebiedende wijs van meerderen
- Meerder!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meerderen
- Meerder je?
Gangbaarheid
- Het woord meerder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "meerder" herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
64 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ "meerder" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ meerder op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be