meerde af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • meer·de af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afmeren

meerde af

  1. enkelvoud verleden tijd van afmeren
    • Ik meerde af. 
    • Jij meerde af. 
    • Hij, zij, het meerde af. 


Gangbaarheid