meemaakte
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: meemaakte (hulp, bestand)
- IPA: / ˈmemaktə / (3 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈme.mak.tə/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈme.mak.tə/
- (Limburg): /ˈme.mag.də/
Woordafbreking
- mee·maak·te
Werkwoord
vervoeging van |
---|
meemaken |
meemaakte
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van meemaken
- ... dat ik meemaakte.
- ... dat jij meemaakte.
- ... dat hij, zij, het meemaakte.
- ... dat ik meemaakte.