manoeuvreert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ma·noeu·vreert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
manoeuvreren |
manoeuvreert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van manoeuvreren
- Jij manoeuvreert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van manoeuvreren
- Hij manoeuvreert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van manoeuvreren
- Manoeuvreert!