maneuvrerend

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·neu·vre·rend

Werkwoord

maneuvrerend

  1. verouderde spelling of vorm van manoeuvrerend tot 1996
    • Boswell zeide tot zijn dischgenoot, al met zijn tandestoker maneuvreerend (...) [1]

Bijvoeglijk naamwoord

maneuvrerend

  1. verouderde spelling of vorm van manoeuvrerend tot 1996
    • (...) De kommandanten der talrijke, met lans en schilden gewapende en maneuvrerende manschappen mede in groote, stijve met goud omzette rokken gekleed; (...) [2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen