mall

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen


Nederlands

mall
Uitspraak
Woordafbreking
  • mall
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Engels
enkelvoud meervoud
naamwoord mall malls
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

mall m

  1. winkelcentrum
     Er is op verschillende plekken geschoten, zegt de politie. Vooral in de Walmart van het winkelcentrum Cielo Vista Mall, maar ook daarbuiten. ,,De situatie op de plaats van de schietpartij is verschrikkelijk’’, zei politiechef Greg Allen eerder op een persconferentie.[1]
     De militair verschanste zich in de kelder van de mall en het kwam opnieuw tot een vuurgevecht met veiligheidsdiensten. Die schoten hem uiteindelijk dood.[2]
  2. brede, lange, statige laan
Synoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid

43 % van de Nederlanders;
38 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “Schietpartij El Paso: 20 doden, FBI spreekt van terreuraanslag en haatmisdrijf” (3 aug. 2019), Tubantia
  2. Bronlink Weblink bron “Thaise militair die bloedbad aanrichtte doodgeschoten” (09 feb. 2020), De Telegraaf
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be