machistisch

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·chis·tisch
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen machistisch machistischer
verbogen machistische machistischere
partitief machistisch machistischers -

Bijvoeglijk naamwoord

machistisch

  1. met betrekking tot het machisme, overdreven stoer mannelijk
     Ik denk aan de kennissen die me vertelden over hun hoerenloperij (sorry, Marike). Dat deden ze allemaal op een toon die zowel trots als schaamte deed vermoeden. Een vreemd machistisch mengsel dat ook gebruikt wordt om het over een vechtpartij of een nachtje in de cel te hebben.[1]
     Vaak is de slang een - nogal machistisch - symbool voor de ontwakende opstand van de zwarten; hier komt er een verschrikkelijke dimensie bij.[2]
     Starkadd, dat eens tot de canon van de Vlaamse literatuur werd gerekend, kan tegenwoordig als post-romantisch anachronisme worden beschouwd. De zwaarbeladen taal, gecombineerd met het dweperig-heroïsche aspect, maakt het werk bijzonder ouderwets; daarnaast is ook de machistische teneur een overblijfsel uit de negentiende-eeuwse zeden:[3]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “Zweepwerk” (12/08/2011), HP de Tijd
  2. Bronlink Weblink bron “Surinaamse en Antilliaanse literatuur

    Enkele voorbeelden” (1983-1984), DBNL

  3. Bronlink Weblink bron “Alfred Hegenscheidt” (geraadpleegd 12 juli 2021), Wikipedia