luide
Uiterlijk
- lui·de
luide
- verbogen vorm van de stellende trap van luid
- ▸ Langzaam nam hij zijn skibril af, keek me rustig aan, draaide het gastenboek naar zich toe en riep met een luide stem door het kleine café: ‘Tim Van Gogh.[1]
vervoeging van |
---|
luien |
luide
- enkelvoud verleden tijd van luien
- Ik luide.
- Jij luide.
- Hij, zij, het luide.
- Ik luide.
- Het woord luide staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "luide" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be