losarbeiders

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • los·ar·bei·ders
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de losarbeidersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord losarbeider
    • Muchtar Pakpahan zei zaterdagavond dat de politie de avond tevoren op de markt van Kramat Jati, in Oost-Jakarta, “driehonderd losarbeiders en notoire straatvechters” had geronseld voor de aanval op het PDI-kantoor de volgende morgen. [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen