legitimeert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • le·gi·ti·meert

Werkwoord

vervoeging van
legitimeren

legitimeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van legitimeren
    • Jij legitimeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van legitimeren
    • Hij legitimeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van legitimeren
    • Legitimeert!