Naar inhoud springen

lebberde af

Uit WikiWoordenboek
Versie door Kvdrgeus (overleg | bijdragen) op 19 jan 2018 om 21:12
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • leb·ber·de af
vervoeging van
aflebberen

lebberde af

  1. enkelvoud verleden tijd van aflebberen
    • Ik lebberde af. 
    • Jij lebberde af. 
    • Hij, zij, het lebberde af.