lasert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • la·sert

Werkwoord

vervoeging van
laseren

lasert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van laseren
    • Jij lasert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van laseren
    • Hij lasert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van laseren
    • Lasert!