kubiek
Uiterlijk
- ku·biek
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘inhoudsmaat’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [1]
stellend | |
---|---|
onverbogen | kubiek |
verbogen | kubieke |
partitief | kubieks |
kubiek
- (wiskunde) met de vorm van een kubus, dezelfde inhoud hebbend als een kubus met ribben van deze maat
- De doos had een inhoud van twee kubieke meter.
|
- Het woord kubiek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kubiek" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "kubiek" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be