kregen beet

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kre·gen beet
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
beetkrijgen

kregen (...) beet

  1. meervoud verleden tijd van beetkrijgen
    • Wij kregen beet. 
    • Jullie kregen beet. 
    • Zij kregen beet.