kostenbesparend

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kos·ten·be·spa·rend
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen kostenbesparend kostenbesparender kostenbesparendst
verbogen kostenbesparende kostenbesparendere kostenbesparendste
partitief kostenbesparends kostenbesparenders -

Bijvoeglijk naamwoord

kostenbesparend

  1. van iets dat het zorgt dat men minder geld voor iets moet uitgeven
     Winkeliers die verschillende verkoopkanalen koppelen, kunnen volgens PwC hun omzet vergroten. Zo zouden artikelen die via internet zijn besteld, in de winkel kunnen worden opgehaald en geruild. Er is dan minder voorraad nodig en dat is kostenbesparend.[1]
     Aanvankelijk werd het geld overgemaakt aan de zorgaanbieders waar zorg werd ingekocht, maar sinds 2003 krijgen gebruikers het op hun eigen rekening. Het idee achter het persoonsgebonden budget is dat het de vrijheid van patiënten vergroot. Maar het pgb zou ook kostenbesparend werken, omdat patiënten alleen die zorg inkopen die zij daadwerkelijk gebruiken.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 15 november 2022 Weblink bron
    NOS Nieuws
    “winkeliers lopen omzet mis” (Maandag 20 februari 2012, 08:56), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 15 november 2022 Weblink bron
    NOS Nieuws
    “Vier vragen over het pgb” (Woensdag 1 juni 2011, 15:56), NOS