koopkrachtbehoud

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • koop·kracht·be·houd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord koopkrachtbehoud
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het koopkrachtbehoudo

  1. het, ondanks de inflatie, onverminderd dezelfde hoeveelheid goederen en diensten kunnen blijven kopen voor het salaris dat men ontvangt
     De vakbonden eisen voor de nieuwe cao koopkrachtbehoud en werkzekerheid. De werkgevers houden vast aan de nullijn en weigeren om werkgaranties te geven. Door deze onenigheid hebben de gemeente-ambtenaren al bijna een jaar geen cao.[1]
     De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) zijn het eens geworden over een tweejarige cao, met als belangrijkste punten werkzekerheid en koopkrachtbehoud.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 31 december 2022 Weblink bron “Amsterdam legt zich neer bij vuilnisstaking” (Dinsdag 27 april 2010, 08:19), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 31 december 2022 Weblink bron “Vuilnismannen morgen weer aan de slag” (Zaterdag 15 mei 2010, 12:01), NOS