kolossus

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ko·los·sus
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kolossus kolossussen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kolossusm

  1. (figuurlijk) iets dat zeer groot is
     Ze liggen allemaal rond de Middellandse Zee binnen het rijk van Alexander de Grote en zijn beschreven door verschillende Griekse schrijvers, zoals Herodotos in de vijfde eeuw v. Chr. De Kolossus van Rhodos, de hangende tuinen van Babylon, het mausoleum van Halicarnassus, de Pharos van Alexandrië, het beeld van Zeus en de tempel van Artemis zijn allemaal deels of volledig verwoest.[3]
     Volgens hem gaat het om een wezen dat over het maanoppervlak loopt, en is zijn schaduw duidelijk te zien. Anderen menen dat het een standbeeld is. Volgens The Examiner lijkt het veel op de Kolossus van Rodos, een enorm bronzen standbeeld uit de Griekse oudheid.[4]
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

61 % van de Nederlanders;
55 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. kolossus op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Bronlink Weblink bron
    JOHAN JANSEN
    “Magisch getal” (09 nov. 2012), De Telegraaf
  4. Bronlink Weblink bron “Alien op de maan?” (13 aug. 2014), De Telegraaf
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be