koerste af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • koers·te af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afkoersen

koerste af

  1. enkelvoud verleden tijd van afkoersen
    • Ik koerste af. 
    • Jij koerste af. 
    • Hij, zij, het koerste af. 


Gangbaarheid