knijp samen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • knijp sa·men
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
samenknijpen

knijp (...) samen

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenknijpen
    • Ik knijp samen. 
  2. gebiedende wijs van samenknijpen
    • Knijp samen! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenknijpen
    • Knijp je samen?