klontert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klon·tert

Werkwoord

vervoeging van
klonteren

klontert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klonteren
    • Jij klontert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klonteren
    • Hij klontert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van klonteren
    • Klontert! 
Opmerkingen
  • Door de betekenis ervan komt het werkwoord vrijwel alleen in de derde persoon voor.