klepelen

Nederlands

[2] klepelen met een klepelmaaier

Uitspraak

• Geluid:  klepelen    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• kle·pe·len

Woordherkomst en -opbouw

• afleiding van klepel

Werkwoord

klepelen

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
klepelen	klepelde	geklepeld
zwak -d	volledig

1. geluid maken door het bewegen van een klepel in een klok

   • Toen de buisklokken zwegen, luisterden we allebei scherp of we Tonio niet hoorden huilen. Nee, geen kik. Om te voorkomen dat het carillon opnieuw begon te klepelen, snelde ik naar de intercom. 'Hallo?' Het was Heer Rat, die, zoals hij met zijn kraakstem zei, het nieuwe huis kwam inzegenen'.  

2. maaien van ruige begroeiingen met behulp van roterende klepels waarbij het maaisel achterblijft

   • Kijkend naar de toekomst streven de broers er naar om wat meer werk buiten de landbouw binnen te halen. Dat helpt om de risico’s te spreiden. Een leuke opsteker is een klus voor het waterschap Zeeuwse Eilanden: samen met twee collegabedrijven mag Hage 900 kilometer sloten in de omgeving klepelen. Ze hebben er een trekker en klepelmaaier met bodemfrees voor aangeschaft.  
   • Het college schrijft: ‘We zien dat de aanpak van invasieve plantenexoten erg versnipperd is. Zo worden er in het beheer en onderhoud nog steeds maatregelen gehanteerd die leiden tot verdere verspreiding, zoals het klepelen van Japanse duizendknoop en te laat maaien van bijvoorbeeld Reuzenberenklauw en Reuzenbalsemien waardoor zaden zich verspreiden.  

Gangbaarheid

• Het woord klepelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "klepelen" herkend door:

71 %	van de Nederlanders;
74 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.