klef
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- klef
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | klef | kleffer | klefst |
verbogen | kleffe | kleffere | klefste |
partitief | klefs | kleffers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
klef
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kleffen |
klef
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kleffen
- Ik klef.
- gebiedende wijs van kleffen
- Klef!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kleffen
- Klef je?
Gangbaarheid
- Het woord klef staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "klef" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ "klef" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ klef op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be