klaploop
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- klap·loop
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
klaplopen |
klaploop
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klaplopen
- Ik klaploop.
- gebiedende wijs van klaplopen
- Klaploop!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klaplopen
- Klaploop je?
- Ik krijg hier den indruk dat ik eenigszins klaploop. [1]
- In de pauze vroeg ik hem of hij een glas bier wilde drinken. "Nou mijnheer, omdat het hier zoo warm is — graag. Maar als u nu maar niet denkt dat ik er om klaploop". Niet in 't minst — 't is alléén uit vriendschap en om de gezelligheid" [2]
- gebiedende wijs van klaplopen
- Wij plaatsen Uw bericht over de Radioverbinding Java-Amerika, maar zonder de tarieven. U zijt geen "Dienst" maar een "bedrijf". Handel dan ook als een bedrijf. Adverteer Uwe tarieven en klaploop niet op de dagbladen door aanbieding van wat in wezen gratis advertenties zijn van Uw bedrijf. [3]
- Wilt gij de antithese de wereld uit hebben, voegt de heer Troelstra zijn tegenstander toe, rakel ze dan niet altijd weer op! Klaploop niet op die antithese, nu gij een leuze tegen Kuyper moet hebben. [4]
Opmerkingen
- Als "klaplopen" een scheidbare samenstelling is, zou de gebiedende wijs eigenlijk "loop klap" moeten zijn, maar daar zijn geen vindplaatsen voor. Wanneer het een onscheidbare samenstelling was, zou "klaploop" ook als persoonsvorm in hoofdzinnen moeten voorkomen, waarvoor vindplaatsen net zo goed ontbreken.
Gangbaarheid
- Het woord klaploop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ "Sport en Wedstrijden. Wielrennen. De Parijsche 'six-jours'" in: Algemeen Handelsblad jrg. 98 nr. 31637 (2 april 1925); p. 8 kol. 1; geraadpleegd 2018-10-18
- ↑ P.N. v. R."Eerste violist" in: Vliegend blaadje. Kleine courant jrg. 41 nr. 4218 (12 juli 1913); p. 2 kol. 2; geraadpleegd 2018-10-18
- ↑ "Correspondentie." in: Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië jrg. 36 nr. 80 (9 april 1931); p. 3 kol. 4; geraadpleegd 2018-10-18
- ↑ "De heer Thomson te Leeuwarden." in: Leeuwarder Courant jrg. 158 nr. 123 (27 mei 1909); p. 5 kol. 2; geraadpleegd 2018-10-18