kibbeling

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

kibbeling
Uitspraak
Woordafbreking
  • kib·be·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kibbeling kibbelingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kibbelingv

  1. (voeding) een snack die bestaat uit stukken gesneden vis (oorspronkelijk gezouten kabeljauwswangen) die in een beslag worden gedompeld en daarna gefrituurd
    • Voor de buurvrouwen is de Foodmarkt een manier om goedkoop uit eten te gaan. „Heel belangrijk, want we hebben niet zoveel”, zegt Kaarls. Alles uit de winkel mag in het restaurantgedeelte worden opgegeten. Ze kopen er een stukje vis – schol of kibbeling – dat voor ze wordt klaargemaakt. „Met een drankje erbij kost het nog geen tientje.” [3] 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen