kante
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kan·te
Bijvoeglijk naamwoord
kante
- verbogen vorm van de stellende trap van kant
Nedersaksisch
Zelfstandig naamwoord
kante
- kant; zijde
Veluws
Zelfstandig naamwoord
kante
- kant; zijde
kante
kante
kante