kamt uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kamt uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitkammen

kamt uit

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitkammen
    • Jij kamt uit. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitkammen
    • Hij kamt uit. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitkammen
    • Kamt uit! 


Gangbaarheid