kalei

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·lei
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kalei
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de kaleim

  1. (bouwkunde) soort gevelverf met kalk als bindmiddel
     De Oude Kerk in Katwijk, beter bekend als het witte kerkje aan de boulevard, zal nooit meer wit worden. De kerk is gepleisterd met lichtgrijze kalei. Daardoor kan zout naar buiten trekken en binnen geen schade aanrichten. Volgens onderzoeksbureau TNO uit Wageningen is het overschilderen van kalei niet wenselijk.[1]
     Als afgestudeerd filosoof sloeg Bert Van Bellegem een andere richting in dan de meeste van zijn studiegenoten. Door zelf een huis te verbouwen, raakte hij geïnteresseerd in alternatieve bouwmethodes en materialen en richtte hij vijf jaar geleden HUUS op, een concept store voor leem- en kalkpleister, kalei en natuurverf. “Ik werkte altijd al graag met mijn handen.”[2]
     Voor een uitzonderlijk glad eindresultaat zal de keuze echter beperkt zijn tot spuitsystemen en waar kwaststrepen deel uitmaken van het te behalen eindresultaat (zoals bij kalei) is vanzelfsprekend de keuze beperkt tot verschillende soorten kwasten.[3]
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
kaleien

kalei

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kaleien
    • Ik kalei. 
  2. gebiedende wijs van kaleien
    • Kalei! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kaleien
    • Kalei je? 

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “Oude Kerk Katwijk blijft grijs” (3 januari 2012), Reformatorisch Dagblad
  2. Bronlink Weblink bron
    Bart Bettens
    “Ambachtelijke stukadoors, een uitstervend ras?” (27/09/2019), De Standaard
  3. Bronlink Weblink bron “Schilderen (vakmanschap)” (geraadpleegd 19 mei 2021), Wikipedia