kaffert uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kaf·fert uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitkafferen

kaffert (...) uit

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitkafferen
    • Jij kaffert uit. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitkafferen
    • Hij kaffert uit. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitkafferen
    • Kaffert uit! 

Gangbaarheid