kaatste terug

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kaats·te te·rug
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
terugkaatsen

kaatste terug

  1. enkelvoud verleden tijd van terugkaatsen
    • Ik kaatste terug. 
    • Jij kaatste terug. 
    • Hij, zij, het kaatste terug. 


Gangbaarheid