jongleerders
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: jongleerders (hulp, bestand)
- IPA: /jɔŋˈlerdərs/, of: /jɔŋˈɣlerdərs/ bij meer oorspronkelijke uitspraak
Woordafbreking
- jong·leer·ders
Woordherkomst en -opbouw
- jongleerder met uitgang -s
Zelfstandig naamwoord
de jongleerders mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord jongleerder
- Wat die jongleerders doen moet je jong leren, anders lukt het je nooit.
Synoniemen
Verwante begrippen
- vrouwelijke vorm: jongleersters