jongleerders

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jong·leer·ders
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de jongleerdersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord jongleerder
    • Wat die jongleerders doen moet je jong leren, anders lukt het je nooit. 
Synoniemen
Verwante begrippen