jongleurs
Uiterlijk
- Geluid: jongleurs (hulp, bestand)
- IPA: /jɔŋˈlørs/, of: /jɔŋˈɣlørs/ bij meer oorspronkelijke uitspraak
- jong·leurs
de jongleurs mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord jongleur
- ▸ De schrijver was niet bepaald even goed als hij probeerde te verklaren en beredeneren wat hij al had beschreven, over hoe de oorlog een nieuw mensentype had geschapen dat bevrijd was van de zorgen van het grauwe dagelijkse leven, een nieuw ras, ' een elite van supermannen, jongleurs van de dood, schitterende roofdieren', mannen die in tegenstelling tot de pacifistische en verwekelijkte slappelingen van de democratie het nieuwe Duitsland zouden creëren.[1]
- Het woord jongleurs staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691