jij-bakt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • jij-bakt

Werkwoord

vervoeging van
jij-bakken

jij-bakt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jij-bakken
    • Jij jij-bakt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jij-bakken
    • Hij jij-bakt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van jij-bakken
    • Jij-bakt!