irrigeerden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: irrigeerden (hulp, bestand)
- IPA: / ˌɪriˈɣerdə(n) / (4 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˌɪ.ri.ˈχɪːr.də(n)/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˌɪ.ri.ˈɣeːr.də(n)/
- (Limburg): /ˌɪ.ri.ˈɣeːr.də(n)/
Woordafbreking
- ir·ri·geer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
irrigeren |
irrigeerden
- meervoud verleden tijd van irrigeren
- Wij irrigeerden.
- Jullie irrigeerden.
- Zij irrigeerden.
- Wij irrigeerden.