Naar inhoud springen

inruimde

Uit WikiWoordenboek
Versie door Kvdrgeus (overleg | bijdragen) op 12 mei 2017 om 22:38 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{=nld=}} {{-pron-}} *{{sound}}: {{audio|nl-{{pn}}.ogg|{{pn}}|nld}} <!--*{{WikiW|IPA}}: {{IPA|/xxxx/|nld}}--> {{-syll-}} *in·ruim·de {{-verb-|0}} {{ovt-enk-bijz|i...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • in·ruim·de
vervoeging van
inruimen

inruimde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van inruimen
    • ... dat ik inruimde. 
    • ... dat jij inruimde. 
    • ... dat hij, zij, het inruimde.