inkaderden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ka·der·den

Werkwoord

vervoeging van
inkaderen

inkaderden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van inkaderen
    • ...dat wij inkaderden. 
    • ...dat jullie inkaderden. 
    • ...dat zij inkaderden.