indamde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·dam·de

Werkwoord

vervoeging van
indammen

indamde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van indammen
    • ... dat ik indamde. 
    • ... dat jij indamde. 
    • ... dat hij, zij, het indamde.