inbraakwerktuig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·braak·werk·tuig
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van inbraak zn en werktuig zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | inbraakwerktuig | inbraakwerktuigen |
verkleinwoord | inbraakwerktuigje | inbraakwerktuigjes |
Zelfstandig naamwoord
het inbraakwerktuig o
- gereedschap dat men gebruikt voor het plegen van een inbraak
- ▸ Maar kunnen jullie vingerafdrukken te vinden zijn op... hoe moet ik het zeggen? Op wapens of inbraakwerktuigen?'De andere twee schudden hun hoofd.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'inbraakwerktuig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044645149